A bomb in your head
On 8 januari 2005 the article “Getto’s op het web / op internet heeft elke groep zijn eigen waarheid” appeared in NRC Handelsblad online. (Dutch only) Here it is argued that the invention of the internet has not created a global village, but a global Los Angeles. Groups keep to their gated / password communities, and create truths by repeating the same information in endless varieties.
Getto’s op het web
Bernard Hulsman
Informatie, begrip, en zelfs: wereldvrede. Internet- deskundigen hadden destijds hoge verwachtingen van het nieuwe medium. Het ging anders. Fictie en werkelijkheid vervagen op het web. Door complot- theorieen en onjuiste verhalen begrijpen anders- denkenden niet meer, maar minder van elkaar.
Google is zo succesvol dat ‘googlen’ een Nederlands werkwoord is geworden. De naam van de meestgebruikte zoekmachine van het internet is synoniem voor het bijeensprokkelen van informatie op het internet. Vijf minuten googlen levert de informatie op waarvoor je voor het internettijdperk een halve dag moest doorbrengen in bibliotheken en archieven. Een paar welgekozen zoekwoorden in de google-zoekbalk plaatsen, is genoeg om op sites te komen die voldoende informatie bieden voor een werkstuk of artikel.
Nadeel van ‘even googlen’ is dat het niet alleen gemakkelijk is, maar ook leidt tot gemakzucht van de gebruikers. Zo merkte een collega-journalist tijdens een bijeenkomst van redacteuren van dit dagblad over de toekomst van de krant eens op dat er sprake was van een ‘googlificatie van de journalistiek’. Bij het onderwerp waar hij over schreef, film, was hem opgevallen dat in recensies in de verschillende kranten en vakbladen vaak precies dezelfde anekdotes werden opgedist. ,,Hoe gaat dat?” vertelde hij. ,,Je googlet even op de filmtitel, de naam van de regisseur en je leest de eerste paar hits. In het Engels natuurlijk, want dat is de taal van internet. En zo komt iedereen met dezelfde grapjes, saillante details en omschrijvingen.”
Gemakzucht van de gebruikers is niet het enige probleem waartoe internet en google hebben geleid. ,,Voor scholieren zijn internet-sites betrouwbare bronnen”, vertelt Peter Eijking, geschiedenisleraar aan het Spinoza Lyceum in Amsterdam. ,,Wat op internet staat, is waar voor ze. Maar als leraar merk je dat veel internet-sites zijn vervuild met verkeerde informatie.”
Marcel van Dam, oud-staatssecretaris Volkshuisvesting en ex-VARA-hoofd, heeft soortgelijke ervaringen met internet. In zijn column in de Volkskrant van 9 december 2004 schrijft hij over de wijze waarop de Exota-affaire, waar hij als VARA’s ombudsman in 1970 bij was betrokken, op internet wordt beschreven. ,,Ik zou op tv hebben getrukeerd dat er spontaan een Exotafles ontplofte, volgens sommige berichten ook nog in het gezicht van een jongetje”, schrijft hij. ,,Daardoor zou Exota failliet zijn gegaan waardoor veel mensen hun baan verloren. Dit op verzoek van mijn broer die directeur van een concurrerende limonadefabriek was.”
Daar is lang niet alles van waar, aldus Van Dam. De desbetreffende broer is al in 1956 overleden, in het programma liet Van Dam een TNO-filmpje van een exploderende limonadefles zien en kondigde dit ook als zodanig aan en de Exota-fabriek ging niet failliet, maar werd overgenomen. Op internet worden dit soort berichten nooit rechtgezet, legt Van Dam uit, en dus blijven ze een bron die ook door ‘serieuze media’ wordt gebruikt.
Zo vermeldde ook het Algemeen Dagblad onlangs weer de rol van Van Dams broer in de zaak toen het de Exota-affaire oprakelde. Hierop vroeg Van Dam om het onjuiste verhaal over zijn broer uit het Algemeen Dagblad-artikel te halen, zoals het op internet tot in lengte van dagen staat. Maar dat bleek niet mogelijk, antwoordde de hoofdredacteur, want het AD heeft geen zeggenschap over het archief op internet. ,,Waarmee de cirkel rond is”, schrijft Van Dam. ,,De krant haalt onzin van internet en de onzin verschijnt weer op internet als een serieus krantenbericht. Waarmee de onzin op internet weer is geactualiseerd en schijnbaar gelegitimeerd.”
Op dergelijke ‘informatievervuiling’, zoals Van Dam het noemt, heeft internet natuurlijk niet het alleenrecht. Bijna elke krant heeft een keer te maken met een journalist die zijn verhaal blijkt te hebben verzonnen. Onder druk van de deadline en ambities. Zelfs The New York Times, volgens sommigen de beste krant ter wereld, plaatste een paar jaar geleden 73 geheel of gedeeltelijk verzonnen of overgeschreven verhalen van de journalist Jayson Blair. Maar fantasten moeten bij kranten toch altijd de barriere van een eindredactie nemen en vallen daarom, zoals Blair in 2002, meestal alsnog door de mand.
Op internet bestaat zo’n filter niet. Zo halen bijvoorbeeld lang niet alle ingezonden brieven de krant, maar op de talloze discussiegroepen op internet kan iedereen onbelemmerd zijn zegje doen. Weliswaar bestaat er in landen als China en Iran censuur op internet en worden ook in westerse landen zo nu en dan internetproviders aansprakelijk gesteld voor kinderporno en andere verboden inhoud op bepaalde internetsites, maar dit zijn slechts marginale belemmeringen op de oneindige stroom informatie die internet biedt.
Lewinsky
De directheid is de kracht van internet. Op internet zijn dingen te lezen, horen en zien, waar andere media niet aan willen of durven te beginnen, zoals onthoofdingen van gijzelaars door terroristen en seks in alle soorten en maten. Soms verschijnen op internet onthullingen met grote politieke gevolgen. Het beroemdste geval hiervan is de Lewinsky-affaire. Anders dan het Amerikaanse weekblad Newsweek, durfde de Amerikaanse internetjournalist Matt Drudge op zijn internetsite in 1998 wel het bericht te publiceren dat de Amerikaanse president Clinton een seksuele verhouding had met de stagiaire Monica Lewinsky. Dit nieuws werd door andere internetsites overgenomen en vond ten slotte ook zijn weg naar de traditionele dag- en weekbladen.
,,Internet werkte hierbij als een rondzingende microfoon”, schreef Louis Stiller, schrijver van een aantal boeken over nieuwe media, over internet en de affaire-Lewinsky in 1999 in De Groene Amsterdammer. ,,De golven die het opwekte, werden weer in het eigen systeem opgenomen en verwerkt, en zorgden zo voor een nog grotere vloedgolf aan berichten en bezoekers. Elke populaire internet-site maakt dat van tijd tot tijd mee.” Probleem is alleen wel dat je nooit weet of iets waar is, voegde hij daar aan toe. ,,Het doet er op internet steeds minder toe of iets werkelijk gebeurd is of niet. Het eerste bericht dat Matt Drudge op 18 januari 1998 via zijn Drudge Report verspreidde, bleek waar te zijn, alleen wist hij dat toen nog niet. (…) Controleren deed Drudge de feiten niet – dat kon hij ook niet. Hij kon ze alleen publiceren en hopen op een bevestiging van zijn vermoeden. ‘Je kunt later altijd nog het tegendeel beweren’ is Drudge’s gevleugelde uitspraak. Het Amerikaanse tijdschrift Brill’s Content rekende onlangs Drudge’s score uit: ruim eenderde van zijn beweringen over Clinton bleek achteraf onjuist, eenderde was waar en van eenderde was het niet duidelijk.”
Zo heeft het begrip ‘virtual reality’ in 2005 een heel andere inhoud gekregen dan de protagonisten van de nieuwe media tien jaar geleden dachten. Anders dan verwacht is het niet gekomen tot een wijde verbreiding van bijvoorbeeld de virtual-reality-helmen die de gebruikers een computerwereld zouden tonen die niet van de echte was te onderscheiden. Maar er bestaat nu wel een ‘virtuele werkelijkheid’ op internet waar het onderscheid tussen feit en fictie is verdwenen.
Van deze nieuwe virtuele werkelijkheid werd bijvoorbeeld Theo van Gogh het slachtoffer toen hij orthodoxe moslims ‘geitenneukers’ ging noemen. Volgens Adjiedj Bakas, vriend van Van Gogh en directeur van het communicatiebureau Dexter, had Van Gogh deze kwalificatie ontleend aan een speech van Khomeiny. ,,Die zei: ‘Als je vrouw ongesteld is, mag je niet met haar neuken. Als je toch aandrang voelt, moet je een geit nemen”, zei Bakas in Vrij Nederland van 20 november 2004.
Van Gogh had de citaten van Khomeiny vermoedelijk van internet geplukt, het medium waar hij zelf veel gebruik van maakte en dat hij verrijkte met zijn site ‘De Gezonde Roker’. Even googlen levert inderdaad een aantal aan Khomeiny toegeschreven uitspraken op, waarin niet alleen seks met dieren maar ook met kinderen wordt toegestaan (zie inzet). Maar wie op internet op zoek gaat naar de bron van deze citaten – Tahrirolvasyleh deel 4 – kan slechts een conclusie trekken: dit boek bestaat niet. Probleem hierbij is alleen dat je niet kunt bewijzen dat het niet bestaat. Het is met de Tahrirolvasyleh deel 4 net als met God: veel mensen beweren dat ze bestaan, maar hoewel ze nooit gesignaleerd zijn, kun je niet aantonen dat ze niet bestaan.
Hoogstwaarschijnlijk zijn de Khomeiny-citaten eens door iemand op intenet gezet, met een wetenschappelijk ogende maar fictieve bronvermelding en al. Wie dit wanneer en op welke site heeft gedaan – daar kom je ook niet achter met Google, de zoekmachine die algemeen als beste wordt beschouwd dankzij het gebruik van uitgekiende algoritmes. Want internet is, zoals de naam al aangeeft, een netwerk van sites, zonder enige hierarchie. De enige orde die Google hierin aanbrengt is dat na het intikken van een aantal trefwoorden de sites over het gezochte in volgorde van populariteit op het beeldscherm verschijnen, met de vaakst geraadpleegde site als eerste. Door het ontbreken van een hierarchie leidt het zoeken naar een bron van bepaalde informatie niet naar de site die deze informatie als eerste gaf, maar naar talloze nevengeschikte sites waarop steeds weer exact dezelfde, gedupliceerde ‘knip-en-plak’-informatie staat. Het vinden van de oorspronkelijke bron met Google is een toevalstreffer in het almaar uitdijende centrumloze informatie-universum van internet – elke dag komen er tien miljoen internetpagina’s bij.
Hoofddoek
Wat de tocht langs de sites met Khomeiny-citaten wel duidelijk maakt is dat internetters vrijwel alleen communiceren en discussieren met geestverwanten. Op het Pim Fortuyn Forum (www.pim-fortuyn.nl), een site waar iedereen onderwerpen voor discussie kan leveren, komen bijvoorbeeld bijna alleen Fortuyn-aanhangers aan het woord. Weliswaar doet ‘Pareltje’, volgens eigen zeggen een moslima met een hoofddoek, regelmatig mee aan de discussies, maar haar bijdragen (‘Ik wil een hoofddoek dragen? Wat vinden jullie daarvan?’) doen vermoeden dat het hier om een agent provocateur gaat. Haar opmerkingen zijn aanleiding voor een stroom laatdunkende opmerkingen over de islam en moslims. Verder slaat de enkele verdwaalde allochtoon op deze site zo aan het schelden, dat hij slechts het schrikbeeld bevestigt dat veel Fortuyn-aanhangers toch al van hem hebben.
Het Pim Fortuyn Forum heeft een apart hoekje voor complotten en samenzweringstheorieen die bestaan uit wilde beweringen over onder meer islam en vrijmetselaars. Over de vrijmetselarij schrijft ‘Truth’ bijvoorbeeld op 22 november 2004 dat ,,sommige afdelingen bidden tot allah. Leuk om te weten dat zo’n beetje alle machtshebbende politici vrijmetselaar zijn; anders kom je daar niet”.
Op de discussiesites van het ultrarechtse www.stormfront.org waagt zelfs geen enkele allochtoon zich. Hier zijn het louter stormfronters die elkaar voeren met verhalen over wat al die allochtonen nu weer voor verschrikkelijks hebben uitgespookt. Zo plaatste ‘Hellraiser’ op 26 december 2004 het bericht op het Forum dat een allochtone, illegaal in Belgie verblijvende ober in een cafe in Molenbeek een klant heeft neergestoken.
Omgekeerd zijn de bijdragen van autochtonen aan de discussiegroepen van sites voor islamitische jongeren op de vinger van een hand te tellen. En de paar die de moeite nemen een forum op een islamitische site te betreden, leveren voornamelijk bijdragen als die van ‘Cornelis’ op www.maghrebonline.nl: ,,Ik ben echt blij dat jullie stelletje debielen nog niet zoveel in Friesland zijn. Laten we hopen dat het zo blijft. Maak maar een klein Marokko van de Randstad, maar niet in het noorden.”
Nooit leidt een zeldzame opmerking van een buitenstaander op een forum tot iets dat de naam discussie verdient. Als ‘Fossil junior’ op 20 december op www.marokko.nl, de site van Marokko Communtiy, opmerkt dat hij een man is en een burqa wil dragen, krijgt hij als een van de antwoorden: ,,Je bent een kaaskop.” Op de vraag op de site ‘Zijn hier nog anti-islamieten aanwezig?’ krijgt ‘Thalia’ op 17 december eerst geen antwoord. Maar dan meldt ‘Gekko’ zich, die zichzelf als Turkse Nederlander omschrijft en wel enige kritiek op bepaalde orthodoxe moslims heeft. Vervolgens ontspint zich een discussie over de zondigheid van muziek, waarna ‘Abou Cahdid’ de volgende dag met tal van citaten uit de Koran komt die moeten aantonen dat Allah echt niet van muziek houdt. Tot slot wordt ‘Gekko’ gemaand de site te verlaten en zijn heil te zoeken bij een Turkse of Nederlandse site.
Zo zijn de rechtse, linkse, fortuynistische, islamistische en de ontelbare andere getuigenissites vooral plekken waar geestverwanten elkaars al bestaande overtuigingen en oordelen met halve en hele onwaarheden en complottheorieen versterken. Geen wonder dat de AIVD in een onlangs verschenen rapport over moslimextremisme (Van dawa tot jihad: de diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde) vaststelde dat internet in toenemende mate een rol speelt bij de radicalisering van islamitische jongeren in Nederland. Op de dag van verschijning van het raport werd deze bewering bevestigd door Naima, de in een niqaab gehulde vrouw die zich uitgaf voor de echtgenote van Mohammed, een vermeend lid van de van terrorisme verdachte Hofstadgroep. In de Volkskrant zei zij over internet: ,,Het is als een bom in je hoofd. Internet is zo gevaarlijk. Je weet op een gegeven moment niet meer waar je de zuivere informatie vandaan moet halen.”
Een bom in je hoofd – dat is niet bepaald wat veel media-deskundigen tien jaar geleden verwachtten van internet. In de jaren negentig van de twintigste eeuw viel na het woord ‘internet’ al snel het woord global village. De meest optimistische van hen verwachtten zelfs dat internet zou leiden tot een soort wereldbroederschap waarvan de leden elkaar, ongehinderd door censurerende overheden, het communicatienirvana in zouden internetten. Maar wie zich in 2005 op het internet begeeft, komt niet terecht in een dorp waar de bewoners bij de pomp op de brink elkaar gezellig staan bij te kletsen, maar in een soort Los Angeles, waar de verschillende bevolkingsgroepen wonen in eigen wijken, getto’s en gated communities. Internet is in het begin van de 21ste eeuw een grimmige, almaar uitdijende metropool geworden waarvan de bewoners van de ene enclave naar de andere gaan en zelden in aanraking komen met anderen dan hun soortgenoten. Slechts af en toe dringt een niet-bewoner een getto binnen of staat bij het hek van een gated community te schelden en te tieren. Maar dit is voor de enclave-bewoners alleen maar om zich nog verder te verschansen.
source: NRC Handelsblad / http://www.nrc.nl/internet/artikel/1105147001647.html